Vernieuwing in de jeugd-GGZ

De wachttijden in de jeugd-GGZ kunnen erg lang oplopen. Kinderen moeten hierdoor al snel 6 maanden wachten op behandeling. Dat vinden wij niet acceptabel. Alle jeugdigen moeten hulp kunnen krijgen als dat nodig is. En dus niet onnodig lang op – soms ook nog verkeerde – wachtlijsten staan.

Twee poezen worden geaaid

Wachttijden verminderen
In onze regio proberen we de wachttijden te verminderen en jeugdigen eerder te helpen. Bijvoorbeeld door een snelle en laagdrempelige aanpak van lichte problematiek. Maar ook door goede verwijzing, zodat jongeren met een zorgvraag snel en direct bij de juiste partij komen. Een praktijkondersteuner jeugd  (POH-J) of specialistische ondersteuner jeugd (SOJ) ondersteunt huisartsen hierbij.  

Terugdringen van de wachttijden doen we samen met netwerkpartners en zorgaanbieders. Onder andere door knelpunten op te lossen bij de instroom naar én uitstroom van (hoog)specialistische hulp. Dit voorkomt opstopping in de keten. Maar het structureel verkleinen van de wachttijden is een taaie klus. En het gaat verder dan het netwerk van jeugdhulp.

Normaliseren en accepteren
We leven in een prestatiemaatschappij. De gevolgen hiervan zien we bij onze kinderen. Zij ervaren veel druk. De verwachtingen om op school goed te presteren zijn hoog. Ook op sociale media moet je je van je beste kant laten zien. Past een kind niet in de smalle mal van ‘normaal’ of kan het niet mee met de middenmoot? Dan leidt dat ook tot druk bij ouders en andere opvoeders. En tot onzekerheid over hun opvoedvaardigheden of het functioneren van hun kind. 

Hoe kan het dat jaarlijks zo’n 4.000 jeugdigen in onze regio een behandeling krijgen? En wat kunnen we doen om deze vraag te verminderen? We willen voorkomen dat kinderen door afwijkend gedrag buiten de maatschappij vallen. We moeten dus allemaal meer variatie accepteren. Niet elke afwijking in gedrag is een probleem dat om hulp vraagt. Soms zijn kinderen gewoon druk. Hobbels en verschillen tijdens het opgroeien horen bij het leven. We roepen dus op tot normaliseren. Tegelijk moet het ook normaal zijn om psychische problematiek of opvoedvraagstukken te bespreken. 

“Mensen hebben meer of minder aanleg om te ontregelen, maar er zijn ook triggers nodig om die ontregeling tot stand te brengen. Ontregeling is altijd het resultaat van complexe interacties met de buitenwereld. Door die ontregeling een stoornis te noemen, individualiseer je het probleem. Je maakt één persoon tot probleemeigenaar, terwijl die persoon ontredderd en ontregeld is in de context waarin hij leeft … Als we een inclusieve samenleving willen, zouden we niet-begrijpen moeten kunnen verdragen, en erkennen dat kwetsbaarheid en onzekerheid onlosmakelijk onderdeel uitmaken van wie we zijn”

-Floortje Scheepers (23 januari 2021)

Positieve gezondheid en nieuwe GGZ
Heeft een kind tóch behandeling nodig? Dan moet het de juiste hulp krijgen. Hierbij staat de vraag van kind en gezin centraal. Wat is nodig om weer zelfstandig verder te kunnen? Hulp richt zich dus op de mogelijkheden. En versterkt de persoonlijke weerbaarheid en maatschappelijke participatie. Het draait niet om een diagnose – hoewel die soms wel ondersteunend kan werken. Door het toepassen van positieve gezondheid is het mogelijk te achterhalen waar oplossingen liggen. Komen klachten bijvoorbeeld door de scheiding van ouders? Of door schuldenproblematiek? Dan is behandeling niet altijd de beste remedie om het probleem op te lossen.

Van symptoom naar systeem
De ontwikkeling van jeugdigen hangt nauw samen met hun situatie en omgeving. Kinderen worden gevormd door de ouders of verzorgers. Maar ook door school, familie, vrienden en eventuele hulpverleners rondom het gezin. Het hele systeem is belangrijk. We willen van ‘individueel symptoom-stoornis denken’ naar ‘brede systemische versterking’. Daarnaast blijken behandelingen vaak niet goed aan te sluiten bij de leefwereld van jongeren. Wij stimuleren daarom in onze nieuwe contracten vanaf 2022 de inzet van ervaringsdeskundigen. Dit vraagt nog om verdere ontwikkeling.

Normaliseren en onderwijs

Samen met het onderwijs versterken we in onze regio preventie en welzijnswerk. Zo zijn we in 2021 op verschillende v(s)o-scholen gestart met preventiepilots voor GGZ-problematiek. Samen met samenwerkingspartner Karakter hebben we vijf principes opgesteld voor normaliseren.

  1. Iedereen is anders (en dat is maar goed ook)
    Iedereen is anders. Dat betekent ook dat ieder kind ergens anders goed in is. Het is belangrijk om het kind of de jongere te helpen bij het versterken van die kwaliteiten. Maar ook om te helpen accepteren dat hij of zij dingen minder goed kan.
  2. Werk vanuit de mogelijkheden van het kind
    Bepaald gedrag is niet altijd vreemd of raar, maar hoort soms bij de ontwikkeling.  Bepaal op basis van de ontwikkelingsfase of aandacht of ondersteuning nodig is voor het gedrag.
  3. Ik ben omdat wij zijn
    Kinderen en jongeren hebben soms tegenslagen in het leven, zoals een scheiding van ouders. Tegenslagen kunnen invloed hebben op de mentale gezondheid. De omgeving bepaalt mee hoe groot deze invloed is. Daarom is het belangrijk om ook vrienden, school of familie te beïnvloeden.
  4. Samen kom je verder
    Bij de zorg voor een kind of jongere zijn ouders, familie, vrienden, leraren en zorgmedewerkers betrokken. Het is belangrijk dat zij samenwerken. Zo krijgt het kind de zorg die het nodig heeft. 
  5. Kinderen en jongeren hebben niet allemaal dezelfde kansen
    In Nederland hebben kinderen en jongeren helaas niet dezelfde kansen. Door hun rapport, hoe ze eruit zien of waar hun ouders werken, behandelen we ze niet allemaal gelijk. Deze ongelijkheid kan invloed hebben op de ontwikkeling en het herstel van een kind of jongere.

“Wat wij in de samenleving als normaal en afwijkend beschouwen, wordt sterk bepaald door sociale processen en vooral door taal. Met onze alledaagse manier van denken en praten, onze taal, labelen wij – zonder dat wij dit in de gaten hebben – gedrag en ervaringen als een afwijking…. ‘wij met z’n allen’: ouders, jongeren, docenten, beleidsmakers, politici, jeugdconsulenten, politie en zorgprofessionals zelf ook.

Een kind dat niet aan onze verwachting voldoet dat ieder kind en iedere adolescent uren achtereen, aandachtig en stil moet zitten, moet opletten en daarna huiswerk moet maken, noemen wij ‘druk’, ‘zonder concentratie’ of ‘prikkelgevoelig’. En druk zijn noemen wij steeds vaker ‘adhd’. En als iemand niet sociaal sterk en assertief is, niet goed meekomt op school, verlegen en geen teamplayer blijkt bij groepsopdrachten, dan spreken we al snel van autistische trekken. Prikkelgevoelig noemen we tegenwoordig iedereen die op de één of andere manier anders reageert op prikkels.”

-David Con (5 jan 2021, het Parool)

Twee kinderen zittend in het gras